Door de knieën

De verteller in ‘Door de knieën’ is uit het lood geslagen door de dood van zijn zoontje. Het verdriet heeft hem en zijn vrouw uiteengedreven: terwijl zij probeert het een plaats te geven in haar leven, is hij ervoor op de vlucht. Zijn bekendheid en roem benauwen hem steeds meer, hij is wanhopig op zoek naar vriendschap. Die denkt hij gevonden te hebben als hij de beeldend kunstenaar Jonas ontmoet, een Zeeuwse zonderling aan wiens eenvoud hij zich wil spiegelen. Lange wandelingen met Jonas’ hond, met een wonderlijke naam, leren hem naar zichzelf te kijken en de wurgende controle over zichzelf op te geven. De vriendschap lijdt een ontluisterende schipbreuk… Dan ontmoet hij Victor, een jongetje met de glimlach van Mona Lisa en een lijfje dat niet meer is dan een in lappen gewikkeld stompje. De verteller wil zijn leven aan hem wijden en reist hem tot in Zuid-Frankrijk na. In Lourdes, te midden van een hysterisch religieuze menigte, vindt de bizarre apotheose plaats.

Aldus Freek de Jonge op de flaptekst van deze roman. Op zijn website voegt hij daar nog aan toe:

Een verhaal over een worsteling met roem, de beknelling van het ego en een hunkering naar overgave – vitaal, surrealistisch en oprecht.

Door de knieën bevat veel autobiografische elementen. De hoofdpersoon is een bekende conferencier. Hij heeft in 2003 zijn eerste verkiezingsconference gehouden en is daar niet tevreden over. Hij heeft de kansen die er lagen niet gegrepen en overweegt nu een punt achter zijn carrière te zetten. Hij gaat op reis en piekert over wat hem dwars zit. Jaren daarvoor hebben zijn vrouw en hij hun zoontje van drie maanden verloren op Texel aan wiegedood. Het heeft hen uit elkaar gedreven en dat ligt aan hem, niet aan haar. De hele familie van haar joodse ouders is door de nazi’s vermoord. Haar ouders zijn erdoor veranderd, maar er geen beter mens van geworden. Zij schrijft hem: ‘Ik vond dat ik aan mijn dode kind verplicht was een beter mens te worden. Anders zou zijn dood zinloos zijn.’ Maar waar zij in die dramatische gebeurtenis een opdracht zag, is hij er juist van weggevlucht, vooral met zijn theaterprogramma’s, waarin hij de woorden sprak die hij thuis niet kon zeggen.
Hij kan zich als geen ander verbaal uiten op het podium, maar daarbuiten ontbreekt het hem aan het communicatieve vermogen zich emotioneel aan iemand te binden, zowel in de liefde als in vriendschappen, zo realiseert hij zich meer en meer. Daarom is hij zo gegrepen door fantast Jonas en ‘esotericus’ Victor, in wie hij zichzelf herkent, maar dat niet alleen. De laatste immers heeft het lijf van een baby en herinnert hem natuurlijk aan zijn gestorven kind. Als hij ermee in zijn armen staat, zegt hij: ‘Mijn kleine jongen, je leeft nog!’
Zelf laat hij, zoals in zijn verkiezingsconference, zijn diepgang en waarheid altijd bijsturen door zijn publiek, dat bovendien verlangt naar oppervlakkigheid en voor de essentie vlucht. Jonas en Victor zijn niet bij machte zich te laten leiden, al zal gaandeweg het boek blijken dat ‘het volk’ hen daarvoor zal laten ‘lijden’. Dat hemzelf die lijdensweg bespaard blijft, is omdat aan het einde van het boek zijn zoektocht ophoudt en zijn schuldgevoel oplost. Hij houdt niet de toespraak die men van hem verwacht, maar hij geeft zich, mede dankzij opnieuw haar inspanning, over aan de liefde voor zijn vrouw.

COULISSEN

Zijn eerdere boeken – van De Komiek (1980) tot De Hoekvlag (2000) – publiceerde hij bij Uitgeverij De Harmonie.
Freek de Jonge: ‘De vorige zomer heb ik vijf losse verhalen geschreven. (…) Daar ging ik niet mee naar De Harmonie, mijn uitgever sinds een kwart eeuw. De magie was daar uitgewerkt. Vroeger verkochten ze veertig-, vijftigduizend exemplaren van mijn tekstboeken, verhalen, columns en romans. De laatste jaren werd er hooguit nog één herdruk gehaald. Oek de Jong (…) bracht me in contact met Tilly Hermans van Augustus, die nu mijn nieuwe uitgever is.’ (Interview met Arjan Peters in de Volkskrant, 21 augustus 2004)

‘Samen besloten we toen een van die vijf verhalen te publiceren, een soort novelle over de autistische en ernstig gehandicapte jongen Victor. Dat vond ik toch wat dun. Daarna heb ik een ander kort verhaal, over de zonderlinge Zeeuwse beeldend kunstenaar Jonas, erbij genomen. Zo is Door de knieën ontstaan. Een roman. Die ik beschouw als iets hogers dan mijn theaterwerk. Sinds mijn jeugd kijk ik tegen schrijvers op. De toewijding van de grote Russen of zo iemand als Philip Roth: fenomenaal.’ (Interview met Arjan Peters in de Volkskrant, 21 augustus 2004)

‘Wat in de roman naar voren komt, is de begrenzing van de verbale vermogens van de hoofdpersoon. Ikzelf heb die ervaren in mijn verkiezingsconference van vorig jaar, De Stemming. Vijf kwartier kreeg ik de unieke gelegenheid ongebreideld mijn zegje te doen, aan de vooravond van de verkiezingen. Het resultaat was acceptabel, maar stelde mij teleur. Dat ik niet echt de diepte in durfde. Voor een deel reken ik dat mezelf aan en voor een deel de teneur in de samenleving, dat we elkaar alleen nog kunnen toespreken op een kinderachtig niveau. We dansen luchtig om de waarheid heen. Religie sterft hier af, het begrip van het hogere is over vijf generaties volledig uit de gedachten van de mensen verdwenen. Door de knieën gaat ook over hoe de mens God mist. Tenminste: ik mis Hem.’ (Interview met Arjan Peters in de Volkskrant, 21 augustus 2004)

‘Het personage Jonas is door het programma Showroom ontdekt, maar zijn vriend, de ik-figuur, maakt hem nog bekender en dat doet hem geen goed. Jonas heeft trekken van Jopie Huisman (1922-2000), de voddenboer uit Workum die een befaamd realistisch schilder werd en in 1986 een eigen museum kreeg – dat werd geopend door De Jonge, oud-inwoner van Workum en vriend van de eigenzinnige kunstenaar. De Jonge: “Dat is waar, al was Jopie een veel warmere man dan mijn Jonas, geen leugenaar, eerder een charmante fantast. Maar inderdaad, tegen de massale publiciteit en roem bleek Huisman niet opgewassen”.’ (Interview met Arjan Peters in de Volkskrant, 21 augustus 2004)

Deze roman ligt ook ten grondslag aan de vijfde aflevering van zijn theatermarathon De Vergrijzing. De hond van Jonas speelde van 28 september t/m 2 oktober 2004.

KRITIEKEN

‘De verteller van de nieuwe roman van Freek de Jonge is een komiek die zijn optredens alleen nog maar kan beschouwen als afleidingsmanoeuvres. “Ik leefde niet meer emotioneel, maar analytisch en moest over de meest verschrikkelijke dingen grappen kunnen maken. Anderen raken en zelf buiten schot blijven.” Het verdriet om het verlies van een drie maanden oud kind vindt geen uitweg; hij durft de confrontatie niet aan en zwijgt erover, ook tegen zijn vrouw.
Dat valt jaren vol te houden, zeker wanneer je een beroemde, hardwerkende komiek bent, die het liefst tegen vijfhonderd mensen aanpraat, maar in een gesprek onder vier ogen volkomen dichtklapt. De bekendheid en het daarmee verbonden gevoel niet werkelijk gekend te zijn, ook door jezelf niet, heeft De Jonge in deze roman gethematiseerd.’ (Tom van Deel in Trouw, 28 augustus 2004)

‘Het probleem van grote delen van dit boek is dat de ik-figuur een ijdel soort zelfreflectie vertoont dat moet doorgaan voor eerlijk en genadeloos, maar dat bij de lezer niets dan plaatsvervangende schaamte oproept. Niet dat een hoofdpersoon sympathiek moet zijn, maar De Jonge had er beter aan gedaan een verteller te creëren die de behaagzieke auteur zo nu en dan eens flink de waarheid zou zeggen.
Zeker de eerste hoofdstukken zijn hierdoor moeilijk te verteren. Zodra De Jonge zich concentreert op de levens van Jonas en Victor, maakt hij daarentegen veel goed. Prachtige, absurdistische scènes, scherpe observaties, bondige formuleringen.’ (Peter Swanborn in de Volkskrant, 27 augustus 2004)

PUBLICATIES

Tekst

Door de knieën. Eerste, tweede en derde druk 2004.

Geluid

Freek de Jonge leest Door de knieën. 4CD-luisterboek (2004).
Uit de flaptekst: In juni 2004 las Freek de Jonge zijn nieuwste boek integraal voor aan een klein publiek bij Uitgeverij Rubinstein. Op deze cd’s hoort u de live-registratie van deze sessie, zonder dat hierin is gemonteerd.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]