De Noodzaak Van

FREEK DE JONGE in het
VPRO/HOLLAND FESTIVAL

‘Spectacle Coupé’: over de Noodzaak van Diverse Verschijnselen van Kunst. Vier spectaculaire ‘live’-televisie-avonden vanuit Theater Carré met als presentator, commentator en gespreksleider uw eigen Freek de Jonge. Op de zondagen 7, 14, 21 en 28 juni. Met fragmenten uit het Holland Festival-programma, tal van premières en andere merkwaardige gebeurtenissen.

Op de eerste avond (7 juni) gelijk al

De Noodzaak van Dans met o.a.

Werkcentrum Dans, Rotterdam en David Gordon / Pick Up Co., New York met een fragment uit ‘Big Eyes’. David Gordon is een belangrijke vertegenwoordiger van de sektor ‘postmodern dance’;

The Kitchen, New York, presenteert Melissa Femley met ‘Direct Effect’ (solodans, 1981). Pure avant-garde;

Het Nationale Ballet met de Grand Pas de Deux uit de derde akte van ‘The Sleeping Beauty’, door de sterren Alexandra Radius en Henny Jurriëns. Het toppunt van Romantiek;

Zéér speciaal is het optreden van Pina Bausch en het Tanztheater Wuppertal met ‘Café Muller’. Bausch is misschien wel de meest opzienbarende choreografe van dit moment: haar werk is een absoluut unieke belevenis.

Vooraf, tussendoor en erna discussies met prominente choreografen, critici, andere deskundigen en uitvoerenden, alles onder leiding van uw gastheer Freek de Jonge.

Voorlopig programma-overzicht van de overige avonden:
14 juni: De Noodzaak van Voordracht met o.a. Circus Lumière (regelrechte horror en slapstick door sadistische clowns, solo-act van Stuart Sherman (bekend van Mickery), Chaim Levano en een fragment uit ‘Nietzsche en de Muziek’ en favoriete sterfscènes uit beroemde stukken door beroemde acteurs;
21 juni: De Noodzaak van Moderne Muziek met premières van Peter Schat en Louis Andriessen, een spectaculair optreden van de Slagwerkgroep Den Haag, uitvoering van ‘Ittrospezione III’ van  L. Andriessen en een optreden van het Ned. Blazers Ensemble;
28 juni: De Noodzaak van Kunst met o.a. Moniek Toebosch, groot fragment uit het robotische muziektheaterstuk ‘De Slungels’ van Michel Waisvisz, aandacht voor Kitsch uit de Kunst…

COULISSEN

Op zaterdag 6 juni speelt Freek de Jonge in Theater Carré de voorlopig laatste voorstelling van De Tragiek. Op 7 juni heeft, ook vanuit Carré, de eerste rechtstreekse uitzending plaats van De Noodzaak van… 

Ook in 1972 maakt Freek de Jonge een Holland Festival-programma. Van 16 juni t/m 8 juli 1972 onderbreekt Neerlands Hoop het programma Neerlands Hoop in Panama voor een gelegenheidsprogramma in opdracht van het 25ste Holland Festival. Titel: Plankenkoorts.

De vier De Noodzaak van-programma’s in het kader van Holland Festival 1981 worden rechtstreeks uitgezonden op de televisie in een nauw samenwerkingsverband van het festival met partner VPRO. De organisatie van het Holland Festival heeft Freek de Jonge benaderd met het verzoek deze vier avonden rond de stand van zaken in de kunsten te presenteren. De presentator krijgt een vrije rol in de wijze waarop hij de avonden becommentarieert en leidt.

Personen, gezelschappen en organisaties zijn uitgenodigd door het Holland Festival om fragmenten te tonen uit hun bijdrage aan dit festival, om daarover door Freek de Jonge geïnterviewd te worden of om mee te discussiëren over gespreksonderwerpen.

Er komt veel kritiek op Freek de Jonge’s presentatie als de dansers en choreografen die meewerken aan het eerste programma onder meer van mening zijn dat zij niet serieus zijn geïnterviewd en dat de presentator zich onvoldoende in hen en in hun vak heeft ingeleefd. Dat is de reden voor toneelmakers om zich terug te trekken uit de tweede uitzending.

KRITIEKEN

‘Tien, vijftien jaar geleden is Publikumsbeschimpfung nog weer ’s een poosje heel modern geweest in theaterkring.
Dan ging je in je zondagse pak naar de schouwburg, kocht voor tien gulden een stoel op de voorste rij, en werd de hele avond uitgescholden door acteurs die, dui-de-lijk ar-ti-cu-le-rend, riepen dat je een vuile laffe klootzak was, want wèl voor tien gulden in je zondagse pak op de eerste rang in de schouwburg zitten, maar geen poot uitsteken om de gewetenloze Amerikaanse terreurdaden tegen het weerloze volk van Vietnam te keren. Er zat wat in.
Ik heb ook nooit een toeschouwer meegemaakt die, staande de voorstelling, naar de officier van justitie liep om een klacht wegens belediging te deponeren. Integendeel. Als de heren op het  podium waren uitgescholden, rezen we als één man uit onze zetels om ze een ovatie te brengen. En op hun beurt kwamen dan die toneelspelers, ook niet kinderachtig, vier, vijf, zes, als het aan hen lag desnoods tien keer vanachter het reeds gesloten doek voor het voetlicht om door middel van diepe, diepe buigingen te demonstreren dat zij van hun kant eveneens sans rancune naar huis gingen.
Want uiteindelijk was alles natuurlijk een afspraak: de afspraak kunst, onderafdeling toneel.
Niet stuk te krijgen, die afspraak. Straattheater, werktheater, vormingstheater, aksietejater – ze kunnen uitvinden wat ze willen (…), de essentie blijft toch dat ik dertig gulden neertel om me in m’n zondagse spijkerpak een avond te laten kwetsen door mensen die daar voor doorgeleerd hebben. Of is het kenmerk van ware kunst soms niet dat het pijn doet?
Maar hoe dan ook: toneel en publiek zitten qua rolpatroon onwrikbaarder aan elkaar vast dan man en vrouw. Is daar iets aan te doen?
Ik heb verder geen verstand van die dingen, maar je zou de theorie kunnen verdedigen dat Freek de Jonge, die zich van Bram tot Bhagwan heeft laten kennen als het prototype van de romantische idealist, met zijn televisiepresentaties voor het Holland Festival een poging wil doen op z’n minst aan het patroon te morrelen, om iets kapot te krijgen aan een afspraak die ogenschijnlijk niet stuk kan – zeg maar gerust: om ijzer met handen te breken.
Maar dan heeft hij zich tactisch natuurlijk lelijk vergist door het uit te proberen op een zaal vol, uitgerekend, acteurs. Dan had hij u en mij in Carré moeten zetten – wij, die eraan gewend zijn ons twee uur lang de huid te laten volschelden, die daar zelfs kunstzinnige bevrediging aan ontlenen en er dus graag voor betalen, zij het onder voorwaarde dat de schelders na afloop een buiging maken er in een belendend café liefst ook nog even komen aanschuiven voor een informele nazit om de boel door te bediscussiëren.
Want dat is de afspraak – zoals het de afspraak was dat moeder de was deed terwijl vader de krant las en dat de leerling zweeg als de leraar sprak, en dat de arme z’n hand ophield als de rijke passeerde, en dat de jonge piepte zoals de oude zong.
De panische boosheid van de toneelleeuwen in Carré; het is de doodschrik van een deftig burgermans gezelschap dat een anarchist op de gang ruikt.’ (Jan Blokker in de Volkskrant, 16 juni 1981)

De tweede rechtstreekse uitzending van De Noodzaak uit Carré vond ik al een stuk pruimbaarder dan de eerste. Dat klopt dus niet. Want wat het ballet in de eerste uitzending te bieden had (Pina Bausch en The Kitchen, om die twee te noemen) maakte meer indruk dan wat het toneel c.q. de voordracht in de tweede uitzending had te bieden. Wat even indruk maakte was Troilus en Cressida (omdat het zo anders was dan wat we gewend zijn), en vooral Ank van der Moer aan het slot, die Shakespeare voordroeg. Goddomme, twee keer Shakespeare (1564-1616), dan moet er toch wel iets goed mis zijn met een “experimenteel” programma anno 1981!
Als ik de tweede De Noodzaak pruimbaarder vond dan de eerste, komt dat dus niet door datgene waarom het in feite ging (eerst het ballet, daarna het toneel), maar door de aanpak van Freek de Jonge. Het dreigen vier uitzendingen te worden over De Noodzaak van Freek de Jonge 1, 2, 3 en 4, waarbij de graad van geslaagdheid afhankelijk is van de strapatsen die Freek zich heeft veroorloofd. Dat kan de bedoeling niet zijn van zo’n reeks programma’s.
Je kreeg sterk de indruk dat Freek gewonnen had door zijn eerste verlies. De ladder, waar hij de eerste keer vanaf getuimeld was, had hij nu omgekeerd tegen de geblakerde graanschuur gezet, waardoor hij des te gemakkelijker naar boven kon klimmen. Toespelingen op de zeperd van de vorige zondag hielden de aandacht prettig gaande. “Ik heb mij van de week grondig voorbereid op deze avond.” “In antwoord op uw schrijven van maandag, tweede pinksterdag…” “U kunt niet van mij eisen dat ik zo’n domme vraag stel…” “Ik wil goed voor de dag komen vanavond…” Freek de Jonge-1 als speelbal voor Freek de Jonge-2, dat was best aardig. Maar tegen het eind begon hij zijn hand toch te overspelen. (…) “Ritsaert ten Cate!!”, riep hij de zaal in, die opmerkelijk veel lege plekken vertoonde vergeleken met de zondag ervoor. (…) “Er zijn of er niet te zijn, is dat de vraag, Ritsaert?”
Dat vond ik nog wel aardig, want ik vond het wat onprofessioneel van Ruud Engelander, Ritsaert ten Cate en Jan Joris Lamers om af te zeggen na het zien van de eerste De Noodzaak. Zij zijn tenslotte van het toneel. Freek is ook van het toneel, ook als zij vreesden de kans niet te zullen krijgen iets zinnigs te berde te brengen, hadden zij maar op hun vermogen tot terugblaffen moeten vertrouwen om zich er zonder kleerscheuren uit te kunnen redden: the show must go on, nietwaar?
Tevergeefs op zoek naar George en Anke, de Don Quishocking-Bhagwan-aanhangers die de zaal blijkbaar bijtijds verlaten hadden, stuitte Freek de Jonge op een nog jongere Bhagwan-aanhanger wiens gevoelens hij wilde weten over de desertie van Bhagwan naar Amerika. Maar toen de jongen zei dat hij het optreden van Freek de vorige zondag nogal zielig had gevonden, brak Freek dat onmiddellijk af, hoewel hij toch al uren bezig was met zelfspot. “Daar hebben we het nu niet over”, zei hij, zich onmiddellijk afwendend naar Jan Joris Lamers, de dissidente regisseur, die zich in de hoogte verdekt had opgesteld, maar tijdens het Bhagwan-gesprekje wel geroepen had dat dat allemaal gelul was.
Freek begaf zich zo ver mogelijk naar Lamers toe, aan zijn staart getrokken door de microfoondraad, en riep: “Vertel eens iets interessants, toneelmaker! Make it!”
Er ontstond toen even iets van de commotie waar de ware televisiemakers tijdens live-uitzendingen altijd op hopen. Maar Lamers had geen zin een paar treden af te dalen naar Freeks microfoon, het bleef bij wat afwerend gemompel over het zinloze daarvan, waarop Freek weer wou weten wat dan zinvol was, waarop hij weer zei dat je dat niet zo een-twee-drie kon zeggen, gevolgd door een betoogje over de ingewikkeldheid van de dingen, al bij al geen sterke tekst op een jaarmarkt, waarop Freek weer riep: “Je bent een pauze-act, come on!” (…), waarna hij deze niet-dialoog afsloot met: “Hij remt voor de heilige koe en er gaan drieduizend man de rivier in. Hartelijk dank voor de voorzet.”
Dat sloeg op een eerdere poging tot actualisering van -Shakespeare c.s. door het roepen van de namen van Hitler, Van Agt en Pelleboer en het te berde brengen van de treinramp in India, waarbij drieduizend mensen verdronken nadat de machinist geremd had voor een overstekende heilige koe. De implicatie was vermoedelijk dat als je (Freek) maar niet remde voor de heilige koe (het toneel, Shakespeare zelf?) drieduizend kostbare levens van theaterliefhebbers gespaard bleven. Of zoiets. Of helemaal niets. Want dat is het grootste bezwaar tegen deze moderne aanpak van ballet, toneel et cetera: de ondoorzichtigheid. Als we nu even van Freek afstappen, hoe moeilijk dat ook is, dan zien we dat De Noodzaak van… Voordracht vrijwel uitsluitend praatbehang heeft opgeleverd. Even afgezien van de eenvrouwsvoordracht van Joke van Leeuwen (…), resteerden aan helderheid alleen de twee Shakespeare-voordrachten en dan nog: ik vind het razend moeilijk om je daar zo op te concentreren dat je de inhoud op een redelijke manier kan navertellen. Verder moesten we luisteren naar twee ratelschreeuwers, Johnny van Doorn en een jongen wiens naam en tekst ik helaas niet verstond, een serieuze El Salvador-clownerie die niet uit de verf kwam, een buitengewoon moderne Hamlet-interpretatie van Stuart Sherman zonder gesproken tekst, de omhooggeschoten dichter Martin Reints met een te lang, fladderend gedicht, en Circus Lumière tot slot, best aardig, heel curieus, maar nog lang geen partij voor Hauser Orkater of Werkteater.
Wat moet het thuispubliek daar nu van denken? Als het nu echt over voordracht gaat, waarom dan niet een paar dichters genomen die hun gedichten werkelijk over het voetlicht weten te brengen door hun voordracht, zoals Rutger Kopland en Gerrit Komrij? Waarom twee keer Shakespeare als er zo veel hedendaags en ook Nederlands toneel wordt gemaakt? Aan het warme applaus voor Ank van der Moer was te merken dat de toeschouwers blij waren op de valreep nog even verwend te worden met superieure voordrachtskunst, ook al betrof het dan een vertaalde zeventiende-eeuwer. Waar maak je zulke programma’s nu eigenlijk voor, toch niet voor de toneelgangers door dik en dun die toch wel naar Troillus en Cressida gaan (ondanks de recensies), die toch wel naar het Shakespeare-programma van Ank van der Moer gaan (ondanks Shakespeare) en die toch wel naar Stuart Sherman gaan (ondanks Stuart Sherman)? Het maakt de indruk alsof zo’n programma geheel gedachteloos in elkaar is gezet.’ (Nico Scheepmaker in Vrij Nederland, 20 juni 1981)

‘Op vrijdag, aan de vooravond van de derde Noodzaak uit Carré, stond in NRC-Handelsblad een samenspraak tussen Pauline Terreehorst en Louis Andriessen (“hoofdcomponist van het Holland Festival”, om Freek de Jonge te citeren), waarin de mythologisering van Freek een hoge vlucht nam.
Louis had ontdekt dat Freek geen populistisch standpunt innam, maar bezig is aan gestructureerde belediging: “Het is de situatie die hij creëert die hem interesseert. Het interesseert hem niet wat je zegt.” En verder: “Hij zal altijd iets bedenken waardoor het gênant wordt. Dat interesseert hem er ook aan, denk ik.” “Wat ik problematisch vind,” zegt Pauline, “is dat hij zich steeds herhaalt.” “Alle dingen die er slecht aan zijn, liggen voor de hand”, antwoordt Louis. “Die zijn heel manifest. Dat is iedereen met elkaar eens: de platheid, de domheid ervan, het anti-intellectualistische, het direct-gevoelsmatige. Dat zijn allemaal dingen die er niet goed aan zijn. Wat wel goed is, is dat hij op een grens loopt van wat wel en wat niet meer mogelijk is. En dat beschouw ik als experimenteel. Ik ga er nu maar veiligheidshalve van uit dat hij aan een structuur bezig is.”
Louis Andriessen (…) nam deel aan de derde Noodzaak, over muziek: zowel als componist als gesprekspartner. (…) Deze derde wisselwerking tussen Freek (enerzijds) en een tak van kunst (anderzijds) verliep aanzienlijk beter dan de vorige twee. How come (om even in Freeks taaleigen te spreken)? Misschien dat Louis Andriessen de oplossing daarvoor aandroeg in zijn conversatie met Pauline Terreehorst: “Dat veel te ver over de schreef gaan, zal bij de derde aflevering trouwens veel moeilijker worden omdat muziek op zichzelf al het idiootste is wat er is. Daar is geen weerwerk tegen te leveren. Dat komt omdat muziek een combinatie is van zeer vergevorderde techniek en niks. A, b, c, d op een viool is niks. Maar de hoeveelheid energie die er nodig is om abcd uit een viool te krijgen, die is gigantisch.”
Alle muziek die werd uitgevoerd, was bijzonder “modern”, “hedendaags” en “eigentijds” (…), maar je ziet en hoort eraan af dat het allemaal “kunners” zijn die bezig zijn. Bovendien zijn het allemaal jonge jongens die het doen. (…) Zou dat het misschien zijn, dat al die jonge musici een veerkrachtige wand hadden opgetrokken die de kromme, te lage of te hoge, met tegeneffect gestuurde ballen van Freek moeiteloos terugkaatste? Ik vermoed dat het nog iets anders is. Musici zijn intelligenter, speelser en inventiever dan toneelspelers. In plaats van het bokkige wantrouwen van de toneelmensen in de tweede Noodzaak, stelden zij zich vol vertrouwen op eigen kracht open voor de confrontatie met Freek de Jonge. En het resultaat was een leuke, ontspannen avond, waarop je als kijker nog wel eens kon grinniken en waarop Freek zich zo te zien niet hoefde te bekommeren om de “structuur” waarmee hij bezig zou moeten zijn, maar de kans kreeg gewoon weer zichzelf te zijn, te midden van geestverwanten. Toch een merkwaardige zaak natuurlijk dat zijn geestverwanten onder de musici schuilen en zijn wantrouwers onder de toneelmensen. Maar ook voor dat raadsel droeg Louis Andriessen in NRC-Handelsblad de oplossing aan: “Het leuke aan clowns is dat ze eigenlijk musici zijn die heel erg goed viool spelen en vervolgens langzaam die viool beginnen op te eten”.’
(Nico Scheepmaker in Vrij Nederland, 27 juni 1981)

‘In het kader van het Holland Festival zocht men enige tijd geleden naar een mogelijkheid om nou eens de kunst tot het volk te brengen, dusdanig dat niet alle eventuele bezoekers van het Theater Carré een straatje om zouden gaan en niet alle bereikbare kijkers onmiddellijk de knop om zouden draaien. Welnu, en zo kwamen de gedachten al gauw op Freek de Jonge. Die immers had al lang een naam gevestigd als publiek-trekkend komiek en de laatste tijd bovendien dan nog als pedagogisch ingesteld leider van een bloedserieus televisieforum over geestelijke stromingen. Schuif die twee hoedanigheden in elkaar en je hebt de ideale presentator van een kunstprogramma op brede basis, die zich niet uitsluitend beperkt tot de gebruikelijk aankondiging van “En nou eens iets heel anders”. Zo moet de redenering ongeveer zijn geweest. En waarschijnlijk heeft men over het hoofd gezien dat men in Freek de Jonge te maken heeft met een gedrevene, die als komiek zijn publiek graag laat lachen door hen tegen de schenen te schoppen en die als discussieleider gewend is de hele zaak in de war te schoppen door zich als een Don Quichotte in het strijdgewoel te werpen. En natuurlijk ging Freek ook in Carré, nu hij zo royaal de kans kreeg om zich als een twee-eenheid te manifesteren, als een waanzinnige tekeer met alle figuurlijke en letterlijke uitglijers van dien. En je weet niet precies wat je doen moet: gieren van de pret, in snikken uitbarsten van ellende of zelfs gewoon een graantje meepikken van het aangeboden kunstgenot. Maar de meesten doen, wat ze eigenlijk niet kunnen doen. Zij worden boos.
Ach, er schuilt zowel iets lachwekkends als iets tragisch in al dat tumult, waarvan ik de noodzaak geenszins inzie. Maar de tragiek heeft geheel gestalte gekregen in Freek de Jonge, die zichzelf, overeenkomstig zijn kennelijke natuur, roekeloos in de waagschaal stelt. En dat in elk geval met doorslaand succes.’
(Herman Hofhuizen in het Brabants Dagblad, 26 juni 1981)

SPEELDATA

7, 14, 21 en 28 juni 1981.

MUZIEK

Clous van Mechelen (Freek, doe me een lol).

PUBLICATIES

Tekst

De liedtekst Freek, doe me een lol maakt deel uit van de bloemlezingen Iets rijmt op niets (1990 en 1996) en Leven na de dood (2004).

Geluid

Op de derde avond van dit Holland Festival-project, getiteld De Noodzaak van Moderne Muziek, zingt Freek de Jonge Freek, doe me een lol. Op 5 juni heeft hij het al in Theater Carré opgenomen en de single verschijnt op De Noodzaak-avond van 21 juni. Hij vertolkt het nummer met De IJsbrekers, onder wie Roos, Jelle en Hella de Jonge.
Op de achterzijde staat Zeeland-blues, welk lied deel zal gaan uitmaken van De Mars (1982).
Op dit singletje staat bij Zeeland-blues Jaap Fischer als componist genoemd. Joop Visser is sinds 1976 het pseudoniem van deze Haarlemse dichter-zanger. Voor De Komiek en De Mars, de shows waaraan Fischer meewerkt, wordt de naam Joop Visser gebruikt. In de verschillende liedtekstenbundels van Freek de Jonge staat de componist genoemd onder zijn eigen naam: Jaap Fischer.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]