De Oh-getuige

Beluister hier het gesprek van Freek met Richard van Bilsen (Zwarte Kat) over De Oh-getuige – 9 september 2020


Het thema van de zestigste Boekenweek, in 1995, is De vijftigste mei. In veel boeken die ter gelegenheid van die Boekenweek verschijnen, zoals het door Leon de Winter geschreven geschenk Serenade, staat de oorlog centraal. Het inspireerde Freek de Jonge tot een voorstelling rond de vraag: wat leren we van ernstige rampen? Daarmee opent hij op dinsdag 14 maart in Theater Carré het jaarlijkse Boekenbal.

In de periode dat hij deze gelegenheidsvoorstelling speelt, treedt hij op met De Tol. Enkele conferences uit dat programma neemt hij mee in dit optreden, zoals Snackbargebed en De zondvloed. Dat laatste verhaal, over de overstromingen in Limburg, vormt voor het ‘rampen’-thema een dankbare rode draad. Die overstromingen zijn, door de Limburgers zelf en door alle media-aandacht eromheen, uitvergroot tot ramp. De Oh-getuige staat dan ook voor de getuige die jammert en klaagt: de oh-wat-erg-getuige. En voor degenen die zich naar voren spoeden om hun zegje te kunnen doen of er een reportage van te maken: de o(uwe)h(oer)-getuige:

Tot 1960 werd er niemand geïnterviewd. Ministers lichten hun hoed op en maken dat ze wegkomen. Tegenwoordig moeten journalisten maken dat ze wegkomen als een minister voorbijkomt. Tegenwoordig is iedereen ooggetuige.

Natuurlijk bestaat ook de oh-getuige die een ramp, zoals een oorlog, heeft meegemaakt en die met recht mag weeklagen: oh-hoe-erg. Maar, zo stelt Freek de Jonge, de meeste mensen in de zaal moeten zich realiseren dat het zoiets is als naar de Keukenhof gaan en daar alleen maar foto’s van bloemen zien. Bloemen die er niet meer zijn. Of bloemen die hier helemaal niet voorkomen. Bomaanslagen, burgeroorlogen, hongersnood – als hier een publieksjury zou mogen kiezen wat de grootste ramp van de laatste tijd is, zou Limburg nog wel eens hoog kunnen eindigen.

Er zijn terzijdes. Zoals rond schrijvers:

Iedere keer wordt er weer een poging gedaan mensen van het lezen af te helpen. Nu krijgen alle scholieren weer het Boekenweekgeschenk van Leon de Winter gratis. Nou, ik denk dat dat wel de definitieve nekslag zal zijn voor het jonge lezersvolkje.

En natuurlijk rond politici als Frits Bolkestein en Aad Nuis:

Er komt een nieuw leesplankje: Aad Nuis Mies.

Maar in deze voorstelling van zo’n 75 minuten blijft hij toch dicht bij de kern. Niet alleen met steeds weer andere onderdelen van die hilarische Limburg-conference, maar ook met de verwijzing naar wereldrampen, zoals rond de Estonia.
Op 28 september 1994 vergaat in de Oostzee, op de route tussen Estland (Tallinn) en Zweden (Stockholm), de veerboot Estonia. Het is zwaar weer, maar de problemen ontstaan doordat de boegdeuren niet waterdicht sluiten, een mankement dat al is ontdekt bij inspectie kort voor vertrek. De pompen hebben niet voldoende capaciteit om het binnenstromende water weg te werken. Kort voor twee uur ’s nachts maakt het schip slagzij, slaat om en zinkt. Van de passagiers die in de openbare ruimtes van het schip verblijven, weet een aantal de reddingsboten te bereiken. De passagiers die naar hun hutten zijn gegaan en degenen die in de ijskoude Oostzee terechtkomen overleven het niet. Na een uur is het eerste schip ter plaatse en nog enkele mensen kunnen worden gered uit zee. Bij deze ramp – de zwaarste ooit met zo’n boot – komen meer dan 850 mensen om.
Later zijn nog beelden gemaakt van het gezonken schip en daarop is zichtbaar dat de boegdeur helemaal is afgescheurd als gevolg van het zware weer, maar vooral het zwakke sluitsysteem.

Aan het slot van de Oh-getuige is Freek de Jonge, net zoals hij begon, weer aan een tafeltje achter zijn computer gaan zitten. Dan leest hij voor:

De zondvloed was een van God gegeven ramp voor de mensheid om van te leren. We hoefden er niet van te leren, we konden ervan leren. Voor die keuze is de vrije wil ons door de Schepper in genade geschonken. Het is het enige middel waarmee wij ons tegen het noodlot te weer kunnen stellen. Wij kunnen leren van rampen, maar we leven in een tijd dat men er alles aan doet om rampen te voorkomen. En hoe kunnen we dan nog leren? En wat blijft er over van onze vrije wil als we onze vijand niet meer neer mogen schieten? Om rampen te voorkomen, schelden we hem uit. Als we creatief zijn, worden we cabaretier. Als we niet zo vaardig zijn, worden we voetbalsupporter of boer en volgen ons lot. Ons cynisme om het onafwendbare te voorkomen of liever te verhullen, is kenmerkend in het verhaal van de beul in de Verenigde Staten, die sinds kort verplicht is aan de ter dood veroordeelde te melden, als hij bij wijze van laatste wens om een sigaretje heeft gevraagd, dat roken schadelijk voor de gezondheid is.
Bij alle verhalen van de betrokkenen bij de ramp van de Estonia viel vooral op dat zij die de verschrikkingen overleefd hadden, verwonderd waren over hun eigen brutale overlevingsgedrag. Terwijl de lichamen van bejaarden, kinderen en vrouwen over elkaar heen buitelden en tot bloedens toe werden opengereten en het geschreeuw om hulp oorverdovend was, was er één Nederlandse chauffeur over die krioelende lichamen gelopen om zijn vege lijf te redden. Later beweerde hij voor de camera: ‘Als ik het niet gedaan had, had geen enkele Nederlander de ramp overleefd.’ Een staaltje vaderlandsliefde waar Bolkestein wel pap van lust. En ik vroeg me af: wat zou jij gedaan hebben te midden van dit pandemonium? Zou jij ook voor je eigen kwetsbare lichaam gekozen hebben, voor dat schamele omhulsel van die ongrijpbare geest? Nee! NEE! Ik zou de bejaarden, kinderen en vrouwen troostend toegesproken hebben. Ik zou ze vrijblijvend hebben uitgenodigd mij te volgen naar de recreatiezaal. En daar zou ik, tot de verdrinking erop volgde, aan een conference begonnen zijn waarin ik ervoor zou zorgen dat er voor iedereen wat te lachen viel en dat niemand onnodig gekwetst werd. Want dat we met zijn allen naar de haaien gingen, dat was al drama genoeg. Ja, dat zou ik gedaan hebben, daar, die nacht, op die duistere Oostzee. Want daar ligt nou eenmaal mijn kracht: mensen aan het lachen maken op een zinkend schip.

In de toegift wordt tijdens de meezinger Blaas eens uit – inclusief de melodie van André Rieu meegenomen uit Het Geheugen (1994) – weer eens flink uitgepakt met het decor:

blaas eens uit dat lucht op
want wie zucht die ontploft in de zorgen
blaas eens uit ’t geeft geen fluit
want je kop is geen jut
en een strop geeft geen fut
haal jezelf uit de put
op is op blaas eens uit
maak je leeg voor de morgen

Het Boekenbal-publiek, schrijvers, politici, uitgevers en redacteuren, boekverkopers en andere genodigden, is dan zelf getuige van een ‘ramp’ die zich op het toneel afspeelt met een literaire boekenkast die ‘ontploft’.
Het was niet het enige special effect. Freek de Jonge wil iets doen met instant-camera’s en laat er onder iedere stoel in Carré eentje plakken. Op elke camera staan ook al foto’s. Tijdens de voorstelling vergeet hij de act en de camera’s blijven ongebruikt. Na afloop blijken zo’n 600 camera’s nog op hun plaats te zitten. De andere zijn dus meegenomen. Ongebruikt, als aandenken? Of om er van te kunnen getuigen?

[Tekst gaat door na de foto’s]

OH – Getuige Boekenbal 1995. Foto: Arno Lingerak
Freek de Jonge laat tijdens de openingsconference van het Boekenbal in de Amsterdamse Stadsschouwburg een boekenkast ontploffen. 14 maart 1995. Foto: Vincent Mentzel

Coulissen

De Boekenweek wordt traditioneel geopend met het Boekenbal. In 1995 is het de eerste keer dat Freek de Jonge solo optreedt op het Boekenbal, waarvoor Neerlands Hoop in 1975 de voorstelling In Genaaid of Gebonden bedacht.
In 2000 opent hij opnieuw het Boekenbal en rond die voorstelling, getiteld De Conferencier, Het Boekenweekgeschenk en De Leugen, zal veel te doen zijn.
Weekblad Vrij Nederland vraagt aan koks, schilders, fotografen, mode-ontwerpers, economen en cabaretiers wie de beste is in hun vak. Vakgenoten kiezen Freek de Jonge. In Vrij Nederland van 18 maart 1995 wordt hij geïnterviewd. Helaas – de beste is zijn stem kwijt, na een hele week optreden in Carré met de Nits. (…) Het interview komt via de fax tot stand.
Op de vraag wat de komiek, acteur, schrijver nog meer zou willen kunnen, antwoordt hij:
De perfecte echtgenoot zijn, de ideale vader, de troostende zoon, de bemiddelende schoonzoon, een alles begrijpende boezemvriend en een begenadigd golfer.

Kritieken

‘Ritzen. Nuis. Harry Mulisch. En Frits Bolkestein. Beter publiek had Freek de Jonge zich niet kunnen wensen (afgezien van de paar honderd schrijvers, uitgevers, boekverkopers, inkopers, redacteuren, vrienden en bekenden van het boekenvak die de lege ruimte rondom Mulisch, Nuis, Ritzen en Bolkestein vullen.) (…) De Jonge gooit er een ouderwetse pantomime tegenaan, met als begeleiding een eindeloze tekst die fladdert van de oorlog, via het logeren in de jaren vijftig, Swiebertje en de Keukenhof, naar de watersnood die maar geen ramp wou worden – hoezeer de politici en het leger ook hun best deden dat ervan te maken. “Het wil maar geen ramp worden! Maar toen ik dat koppie zag van Jan Terlouw, wist ik het opeens: het is een jongensboek! Het is de natte droom van Jan Terlouw!” En altijd weer Frits Bolkestein. “Fritsje gilt: Dit is òns huis, het zijn ònze mensen, het is òns land. De Jonge gilt: die arme mensen in de ontwikkelingslanden? We zien ze niet, we horen ze niet, ze zijn er niet. We schaffen ze af, meneer Bolkestein.” En na een glaasje Moët & Chandon kan het bal beginnen.’ (Michel Maas in de Volkskrant, 15 maart 1995)

‘Het wel als kritisch bekend staande Boekenbalpubliek tettert op feesttoetertjes, krijgt nepboeken naar het hoofd geslingerd uit een ontploffende boekenkast, zingt op commando Blaas eens uit, ’t geeft geen fluit en zet zich op de foto met cadeau gekregen wegwerpcameraatjes. De toegift die Freek de Jonge gisteren gaf nadat hij de Boekenweek met de conference De Oh-getuige had geopend, was het bal dat daarop volgde al in een notedop. (…)
In een snijdende conference voor een gierende zaal moppert De Jonge dat hij mensen op een zinkend schip nu eenmaal goed aan het lachen kan maken. “Het drama is dat er geen drama meer is, geen oorlogsdrama, geen vlak na een oorlogsdrama, geen vlak na-vlak na een oorlogsdrama.” Maar die gedachte is, als na de toetertjes het bal begint, snel weggespoeld met de gesponsorde champagne.’ (Margriet Oostveen in NRC-Handelsblad, 15 maart 1995)

SPEELDATA

7 t/m 14 maart 1995.
Gelegenheidsvoorstelling voor de opening van het Boekenbal, dinsdag 14 maart in Theater Carré.

DECORONTWERP

Hella de Jonge en (voor de special effects) Leo Cahn.

TELEVISIEREGIE

Jop Pannekoek.

PUBLICATIES

Beeld

DVD (met De Aanloop uit 1992 en De Conferencier, Het Boekenweekgeschenk en De Leugen uit 2000) als bonus-dvd in een cassette met in totaal zes dvd’s onder de titel Oudejaarsconferences 1982-2001 (2001).

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]