I.P.V.

27 en 28 februari (inspelen in Almelo en Hengelo) en van 3 t/m 7 maart 1998 in De Kleine Komedie, Amsterdam.

Begin 1998 krijgt Freek het verzoek om in maart Theo Maassen een week te vervangen in De Kleine Komedie. Die trekt zijn programma Ruwe Pit terug omdat het nog niet af is. Freek blijkt meteen bereid die serie over te nemen, net zoals hij zich eerder een gretige invaller toonde voor bespelers van het Nieuwe De la Mar. Dat betekent dat hij op 27 februari alweer optreedt met een volledig nieuw theaterprogramma. Hij zal het zeven keer spelen. Daarin kiest hij ook nadrukkelijk de rol van de oude meester die zijn jonge collega’s erop wijst waar het op aan komt in dit vak. Hij speelt het programma niet alleen in plaats van, maar noemt het ook zo: I.P.V. ‘I.P.V betekent ImProvisatieVoorstelling’, zegt hij tegen zijn publiek. Maar hij wil wel vingers zien. Welke bezoekers kwamen deze avond eigenlijk voor Theo Maassen? En hij informeert naar hun bijbelkennis. In Genesis staat toch niet dat God op de zesde dag zag dat het af was. Hij zei dat het goed was. ‘Als je wat te zeggen hebt, maakt het eigenlijk niet zo veel uit wat je zegt’, stelt hij om aan te geven dat hij vindt dat je altijd moet spelen:

“Je hebt in ons vak veel te veel mensen die niks te zeggen hebben en maar doorlullen. Tuurlijk, je hebt ook collega’s die niks te zeggen hebben en hun mond houden, maar daar hoor je nooit wat van. Ik zou er tenminste niet zo gauw goeie voorbeelden van weten. En dat is jammer, want ze geven wel het goede voorbeeld. Jammer genoeg zijn er ook collega’s die iets te zeggen hebben en hun mond houden, omdat hun programma niet klaar is. Gelukkig heb je collega’s die wel degelijk wat te zeggen hebben en dat ook doen.”

In I.P.V. vertelt hij over de man en het verdachte koffertje. Het verhaal en decor komen in 1999 terug in de laatste aflevering van zijn serie De Grens. Een man vindt op het station een verdacht koffertje en besluit het mee te nemen. Hij komt ermee terecht in theaterzalen. Daar wordt hij klaarblijkelijk al verwacht, want buiten hangt het affiche: Hedenavond, de man met het verdachte koffertje en binnen zitten vijfhonderd mensen op hem te wachten. Als hij het koffertje openmaakt, blijken er cabaretteksten in te zitten. Ook dat is natuurlijk een verwijzing naar het vervangen van Theo Maassen. Die teksten gaat hij voorlezen. Het zijn grotendeels Parool-columns. Dit wisselt hij af met een enkele sketch, conference en variété-act. Heel losjes, geroutineerd, vakkundig. Zoals alleen ‘een oude meester’ kan. De laatste twintig minuten van de voorstelling (van negentig minuten) keert hij terug naar zijn verhaal van het verdachte koffertje om uiteindelijk weer op het station te belanden, het koffertje er neer te zetten en op de trein te stappen. De voorlaatste scène begint op de eerste dag als improvisatie op het gegeven dat de vrouw de muze is van de kunstenaar. Door haar heeft hij de inspiratie zijn programma’s te schrijven. Op de zevende en laatste dag is dit onderdeel uitgegroeid tot een prachtige theatrale ode en in het slotwoord vraagt hij een extra applaus voor Hella, zonder wie dit programma er niet geweest zou zijn. Door de potentie van één zo’n spelblok en de voldoening over de mogelijkheden die zo’n onverwacht theaterproject hem bieden, ontstaat die week het idee om voorlopig alleen nog kortlopende voorstellingen te maken. Dat volgens dit procedé: uit voorlezen en improviseren ontstaat een volwaardige theatervoorstelling. De voorstellingen waarmee hij van september tot december 1998 optreedt, vormen de proloog van De Grens.

Wil je niets van Freek de Jonge missen? Abonneer je dan op het kanaal!